-
1 bead
n. kraal; druppel--------v. met kralen versieren; bidden; bruisendbead1[ bie:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kraal♦voorbeelden:————————bead2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 debunk
v. kleineren; ontmaskeren, aan de kaak stellen[ die:bungk] 〈 informeel〉1 ontmaskeren ⇒ aan de kaak stellen, op de korrel nemen -
3 draw a bead on
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский